Select Page

In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de regelmatige werkwoorden in het Spaans. We hebben eerder de tegenwoordige tijd (presente de indicativo) behandeld, en nu zullen we ons richten op hoe we de regelmatige werkwoorden met de achtervoegsels -ar, -er en -ir juist kunnen vervoegen.

Wat zijn regelmatige werkwoorden?

Regelmatige werkwoorden zijn werkwoorden die zich aan een vaste vervoegingsregel houden. In tegenstelling tot onregelmatige werkwoorden veranderen deze werkwoorden niet op onverwachte manieren. Dit maakt ze eenvoudiger om te leren en te gebruiken.

Vervoeging van regelmatige werkwoorden

1. Werkwoorden op -ar

Neem als voorbeeld het werkwoord hablar (spreken). De vervoeging in de tegenwoordige tijd is als volgt:

PersoonVervoeging
Yohablo
hablas
Él/Ella/Ustedhabla
Nosotros/ashablamos
Vosotros/ashabláis
Ellos/Ellas/Ustedeshablan

2. Werkwoorden op -er

Laten we het werkwoord comer (eten) bekijken. De vervoeging is:

PersoonVervoeging
Yocomo
comes
Él/Ella/Ustedcome
Nosotros/ascomemos
Vosotros/ascoméis
Ellos/Ellas/Ustedescomen

3. Werkwoorden op -ir

Tot slot hebben we het werkwoord vivir (leven). De vervoeging ziet er als volgt uit:

PersoonVervoeging
Yovivo
vives
Él/Ella/Ustedvive
Nosotros/asvivimos
Vosotros/asvivís
Ellos/Ellas/Ustedesviven

Oefeningen

Nu je bekend bent met de basisregels van de regelmatige werkwoorden, is het tijd om je kennis toe te passen!

Oefening 1: Vul de juiste vorm in

Vul voor elk van de volgende zinnen het juiste vervoegde werkwoord in.

  1. Yo __________ (hablar) español.
  2. Tú __________ (comer) una manzana.
  3. Nosotros __________ (vivir) en Madrid.
  4. Ella __________ (hablar) con su amigo.
  5. Ellos __________ (comer) pizza en el restaurante.

Oefening 2: Maak zinnen

Maak volledige zinnen met de gegeven woorden.

  1. Yo / hablar / inglés
  2. Tú / comer / pollo
  3. Nosotros / vivir / cerca del mar
  4. Ellas / hablar / francés
  5. Ustedes / comer / ensalada

Antwoorden Oefeningen

Oefening 1:

  1. hablo
  2. comes
  3. vivimos
  4. habla
  5. comen

Oefening 2:
Antwoorden kunnen variëren maar moeten correct zijn qua grammatica:

  1. Yo hablo inglés.
  2. Tú comes pollo.
  3. Nosotros vivimos cerca del mar.
  4. Ellas hablan francés.
  5. Ustedes comen ensalada.

Samenvatting

In dit hoofdstuk hebben we geleerd hoe we regelmatige werkwoorden in het Spaans kunnen herkennen en vervoegen volgens hun eindigen (-ar, -er, -ir). Het beheersen van deze regels zal je helpen bij het bouwen van correcte zinnen in de tegenwoordige tijd, wat een belangrijke stap is in je leerproces van het Spaans.