Select Page

Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden zoals ikjijhijwij, enzovoort. Ze helpen je om over mensen, dieren of dingen te praten zonder telkens hun naam te moeten zeggen. Superhandig dus!

In het Spaans hebben deze voornaamwoorden verschillende vormen, afhankelijk van:

  • Persoon (wie het is)
  • Getal (enkelvoud of meervoud)
  • Geslacht (mannelijk of vrouwelijk – bij sommige vormen)

Overzicht van de Spaanse persoonlijke voornaamwoorden

PersoonEnkelvoudMeervoud
1e persoonyo (ik)nosotros/as (wij)
2e persoontú (jij)vosotros/as (jullie – informeel, vooral in Spanje)
3e persoonél/ella (hij/zij)ellos/ellas (zij – mv)

Let op:

  • Nosotros gebruik je als er minstens één man bij is of bij een groep mannen.
  • Nosotras gebruik je alleen als je over een groep vrouwen praat.
  • Vosotros (mannen of gemengd) en vosotras (alleen vrouwen) worden vooral in Spanje gebruikt. In Latijns-Amerika zegt men meestal ustedes voor jullie.

Voornaamwoorden in actie!

1. Als onderwerp van de zin

Ze staan meestal voor het werkwoord.

Voorbeelden:

  • Yo estudio español. → Ik studeer Spaans.
  • Ellos juegan al fútbol. → Zij spelen voetbal.

2. Als lijdend voorwerp

Soms zie je ze als ‘jou’, ‘ons’, enz. in de zin.

Voorbeelden:

  • Yo te veo. → Ik zie jou.
  • Ella nos escucha. → Zij luistert naar ons.

3. Bij wederkerende werkwoorden (reflectief)

Hier geeft het voornaamwoord aan dat je iets bij jezelf doet.

Voorbeeld:

  • Yo me lavo las manos. → Ik was mijn handen.

4. Wederkerige acties

Twee of meer mensen doen iets bij elkaar.

Voorbeeld:

  • Ellos se ayudan mutuamente. → Zij helpen elkaar.

Oefeningen

Oefening 1: Vul het juiste persoonlijke voornaamwoord in

  1. ___ soy estudiante. (ik)
  2. ___ tienes un perro? (jij)
  3. ___ son mis amigos. (zij)
  4. ___ vamos al cine esta noche. (wij)
  5. ___ habláis español? (jullie)

✔️ Antwoorden:

  1. Yo
  2. Ellos / Ellas (beide goed afhankelijk van het geslacht)
  3. Nosotros / Nosotras (afhankelijk van de groep)
  4. Vosotros / Vosotras (in Spanje)

Oefening 2: Maak zinnen

Gebruik het onderwerp en voeg zelf een activiteit toe.

  1. Yo + bailar → __________________________
  2. Tú + comer → __________________________
  3. Él + leer → __________________________
  4. Nosotros + viajar → __________________________
  5. Ellas + estudiar → __________________________

Voorbeelden van antwoorden:

  1. Yo bailo salsa. → Ik dans salsa.
  2. Tú comes una manzana. → Jij eet een appel.
  3. Él lee un libro. → Hij leest een boek.
  4. Nosotros viajamos a España. → Wij reizen naar Spanje.
  5. Ellas estudian español. → Zij studeren Spaans.